Burgerschap: vooral nu nodig in Suriname
Inleiding
Na de verkiezingen van 25 mei 2020 is Suriname in een nieuwe fase in getreden. Zowel op het gebied van economie is herstel en vernieuwing nodig, maar evenzeer op bestuurlijk terrein. Er is de afgelopen jaren wat betreft het bestuur de nodige politieke schade aangericht. Het vertrouwen in politiek en bestuurders is danig geschaad. Er was een teloorgang van de publieke moraal en er heerste een geur van corruptie, terwijl instituten van de Surinaamse staat werden uitgehold. Om het reinigingsproces in politiek opzicht en de bestuurlijke vernieuwing vorm te geven is een leidend beginsel nodig. Eigenlijk is een kapstok nodig waar als het ware beleid en allerlei activiteiten in dit verband aan kunnen worden opgehangen. Dit artikel is slechts een handreiking aan politici en burgers om de actuele uitdagingen op het vlak van bestuur aan de hand van een leidend beginsel aan te vatten. Burgerschap kan als leidend beginsel en ook als streven fungeren in Suriname. Er bestaat een beperkte juridische definitie van burgerschap, namelijk een bepaalde juridische status van een niet-ingezetene. Zo werd in het verleden gepleit voor bijvoorbeeld duaal burgerschap; Surinamers met een vreemde nationaliteit zouden de Surinaamse nationaliteit kunnen verkrijgen. Ik hanteer echter een uitgebreide definitie, die luidt:
Burgerschap is de wijze waarop inwoners deel hebben en deelnemen aan de samenleving en zo die samenleving helpen vorm geven. Burgerschap heeft een politieke, een sociale, een culturele en een economische dimensie. Zij hebben betrekking op een uiteenlopende waaier aan (burger)plichten en deugden, maar ook burgerzin en op de relatie tussen overheid en burger.
Tot vrij recent was natievorming in Suriname meestal een leidend beginsel en streven; dat werd vooral door politici gehanteerd als slagzin. Onder natie wordt doorgaans verstaan in beginsel een gemeenschap van mensen die zich verbonden voelen door gedeelde kenmerken. De objectieve gedeelde kenmerken kunnen zijn: verwantschap, cultuur, taal of religie. De subjectieve kenmerken kunnen zijn: verbondenheid en solidariteit die gevoeld wordt door een groep of volk. Als de natie grotendeels samenvalt met de staat wordt gesproken van een natiestaat. De ideologie om een natie binnen een land te vormen -als deze nog niet bestaat- wordt nationalisme genoemd. Natievorming is dus het proces waarbij de culturele identiteiten van verschillende gemeenschappen in een staat steeds meer op elkaar gaan lijken en de onderlinge verbondenheid steeds groter wordt.
Natievorming is bijna voltooid
Natievorming in Suriname richtte zich vooral op het domein van de multi-etnische samenstelling van de bevolking en verbinding van en tussen bevolkingsgroepen. Suriname doet het relatief goed op dit terrein en de beleidsruimte voor politici om te interveniëren is beperkt. De huidige verkiezingen hebben bovendien aangetoond dat Suriname ook in politiek opzicht daadwerkelijk een multi-etnische samenleving is geworden. Racisme en etnische polarisatie hebben nauwelijks voet aan de grond gekregen. Integendeel: de harmonische diversiteit heeft gezegevierd en is springlevend. Natievorming kan een proces zijn dat zich door de tijd heen voltrekt, maar kan ook worden gestimuleerd door politici. Natievorming is echter in Suriname bijna voltooid. Nu dient zich een nieuwe uitdaging aan voor het bestuurlijk domein en de betrokkenheid van burgers.
Ik hanteer de term burgers en niet de term volk. Volk is een ouderwets begrip geworden, omdat het een verticale relatie tussen meestal één leider en de onderdanen veronderstelt en vaak ook nog een passieve houding van de burgers vooronderstelt. Tegenwoordig zijn de burgers vaak goed geïnformeerd en op sommige terreinen soms competenter dan de politici i.c. de leiders. De term burgers benadrukt ook dat zij medeverantwoordelijk zijn en ook medevormgevers zijn van het bestuur van het land. Zij kiezen politieke vertegenwoordigers en kunnen hen afzetten en ook zelf worden verkozen.
Overigens loopt Suriname voorop wat betreft de introductie van de term burger. In Suriname werden ouderen/senioren al jaren geleden Seniore burgers genoemd. Na de Tweede Wereldoorlog en tijdens de discussies in verband met de introductie van het algemeen kiesrecht in 1949 werd de term burger ook vaak gebezigd. De strofe uit het Surinaams volkslied (hoe wij hier ook samenkwamen)was o pe tata komopo) wi sa seti kondre bun is een opdracht aan alle burgers (wi) om het land goed te besturen ondanks de (etnische) diversiteit. Er zijn echter verschillende hindernissen om dit doel te realiseren, zoals het slechte imago van politiek en politici en gering politiek vertrouwen onder de burgers. Ook een politieke cultuur van ‘regelen’ en ‘accommoderen’ en elkaar verketteren en uitsluitend de negatieve prestaties etaleren zijn knelpunten.
Burgerschap in relevante landen
De politieke vernieuwing en het (zelf) reinigingsproces in Suriname kan onder de paraplu van het beginsel burgerschap vorm krijgen. Om burgerschap in gang te doen vinden en vorm te geven in Suriname teneinde een goed bestuur tot stand te brengen breng ik tien terreinen in beeld. Alvorens dat te doen behandel ik kort de invulling van burgerschap in enkele relevante landen. Toen begin jaren negentig in Nederland waarden en normen dreigden te vervagen en de Nederlandse overheid werd overbelast, ontstond behoefte aan een nieuw bestuurlijk beginsel. Dat werd het beginsel burgerschap. Veel Nederlandse burgers werden calculerend; zij keken alleen maar naar hun eigen belang en de sociale cohesie tussen burgers dreigde te verzwakken. Burgerschap doet namelijk niet alleen een appèl op de bestuurders (overheid), maar ook op de burgers. Zo werd burgerschap onder meer het leidend beginsel in Nederland om de betrokkenheid van burgers bij de buurt te vergroten, maar ook om de dienstverlening van bijvoorbeeld de overheid en de instellingen/instituten te verbeteren. Er kwamen zogeheten codes tot stand voor onder andere ‘good governance’ (goed bestuur) en de rechten en plichten van burgers werden duidelijker verwoord. In Nederland werd het vak burgerschap(skunde) geïntroduceerd op middelbare scholen.
In Groot Brittanië werd het Citizens charter (een soort burgerschapscode) in 1991 geïntroduceerd om de dienstverlening van overheden maar ook instellingen, zoals ziekenhuizen te verbeteren en transparanter te maken voor de burger. Anderzijds werden de taken van de professionals (ondermeer de contactambtenaren) beter beschreven en vond kwaliteitsverhoging van de dienstverlening plaats. In de Verenigde Staten bestaat het vak civics (burgerschapskunde) op middelbare scholen. Leerlingen worden geïnformeerd over het politiek systeem, de rol van de burger en democratie. Tenslotte zij vermeld dat in Frankrijk tijdens de Franse revolutie van1789 naast het credo Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap (Liberté, Egalité et Fraternité) niet de term volk werd gebruikt maar de term burger (Citoyen). De burger wordt geregeerd, maar is mederegeerder en moet bestuurders die hun taak verzaken (kunnen) afzetten.
Tien burgerschapspraktijken in beeld
Om te voorkomen dat burgerschap een abstract begrip blijft, noem ik tien terreinen waar burgerschap in de praktijk van belang en nuttig kan zijn voor Suriname.
1.Herwaardering en benadrukking van waarden en normen.
Er heeft zich een verloedering van de publieke moraal voltrokken alsmede verval en erosie van waarden en normen. Herstel van moraliteit en in het bijzonder een duidelijke scheiding tussen goed en kwaad en benadrukking van deugden is geboden. Waarden zijn belangrijke/waardevolle idealen en overtuigingen die de gedragsregels bepalen van de burger, de groep en leden van de gemeenschap. Voorbeelden van waarden zijn eerlijkheid, gelijkheid, trouw, vrijheid, vriendschap, zelfstandigheid, saamhorigheid, rechtvaardigheid, tolerantie, solidariteit. Een voorbeeld: gelijkheid als lid van een gemeenschap en verantwoordelijkheid jegens de ander, de medeburger. Normen zijn de (gedrags)regels die horen bij de waarden. Normen zijn praktisch toepasbaar en meetbaar. Een voorbeeld: een vrouw behoort evenveel salaris betaald krijgen als een man in dezelfde taken en omstandigheden. Een ander voorbeeld van een norm is: “Je houdt de deur open voor degene die achter jou aan komt”. De achterliggende waarde is beleefdheid. “Je geeft de autobestuurder naast je de ruimte om in te voegen”. De waarde is (verkeers)fatsoen.
De schaarste en economische recessie en daarmee samenhangende inflatie c.q. geldontwaarding van de SRD (de Surinaamse dollar) heeft nog meer dan voorheen het zogeheten hosselgedrag en overlevingsgedrag (survival) gestimuleerd. Velen leven in een survival modus en/of zijn afhankelijk van voedselpakketten; dat stimuleert afhankelijkheid en passiviteit. Voorts is een glijdende schaal ontstaan tussen goed en kwaad en bijvoorbeeld vervaging van normen. Er is veel ‘excuusgedrag’ in de trant van ‘’de hoge heren stelen, dus ik steel ook een beetje (Den bigi wan e furu ma mi e furu pikin so). Ook het goed praten van fouten, onjuist gedrag en wegduiken voor verantwoording (Neks no fout, a no mi) zijn voorbeelden van de glijdende schaal tussen goed en kwaad. Deze verloedering moet worden afgewezen. Vooral de religieuze organisaties moeten meer dan voorheen een leidende en toonaangevende rol spelen in Suriname wat betreft herstel en instandhouding van waarden en normen.
2. Integriteit van politici en bestuurders.
Bestuurders (ministers, districtscommissarissen) en ambtenaren moeten betrouwbaar zijn en niet omkoopbaar. Dat heeft te maken met integriteit; zij moeten onschendbaar handelen. Corruptie is uit den boze. Corruptie is het politieke, sociale of economische verschijnsel waarbij iemand in een machtspositie deze misbruikt teneinde zichzelf of anderen ongeoorloofde gunsten te verlenen; in het laatste geval vaak in ruil voor wederdiensten of als vriendendienst. Van oudsher is corruptie een praktijk geworden in Suriname mede door politieke benoemingen, namelijk het zogenaamde ‘regelen’ en ‘accommoderen’ door regerende partijen van partijgenoten, vrienden/kennissen en familieleden.
Een ander risico voor aantasting van integriteit is de drang bij sommige machtige politici die zichzelf willen ’reproduceren’ door erfelijke opvolging. Hun echtgenote, kinderen en/of familieleden worden voorgetrokken of zelfs klaar gestoomd voor het overnemen van functies zonder dat zij meestal over de vereiste competenties beschikken. Er zijn ook risico’s van machtsmisbruik, zoals bij bepaalde machtige mannen die misbruik maken van vrouwen in ondergeschikte posities door hen seksueel te intimideren of te dwingen tot seks. Een ander risico vormen avontuurlijke vrouwen die aan relatie willen aangaan met deze mannen om in de spotlight te komen en gunsten te ontvangen. Vanwege de heersende ‘buitenvrouwencultuur’ in Suriname zijn dergelijke gedragingen lastiger te bestrijden. In hoofdstuk 6 van mijn boek Vedische Dharma gepubliceerd in 2018 en aangeboden aan de voormalige DNA voorzitter, Mevrouw Jenny-Geerlings-Simons zijn passages gewijd aan deze risico’s voor politici.
De bestuurders en ambtenaren moeten voorbeeldstellend gedrag vertonen. Wees zelf de verandering die je voorstelt, aldus Mahatma Gandhi. “Leading by example”, leiden door het goede voorbeeld te geven Is daarom het devies. Bij corruptie en slecht functioneren, moet direct ontslag volgen. Er moet een integriteitscode voor politici en ambtenaren worden ingevoerd alsmede meer checks en balances om corruptie te voorkomen.
Vooral bij departementsafdelingen en diensten die corruptiegevoelig zijn, zoals de douane, gronduitgifte, bureau bevolkingsadministratie en afdelingen waar vergunningen worden verstrekt alsook openbare werken die overheidsopdrachten verstrekken. Een screening van dergelijke afdelingen en diensten is geboden. Vooral bij benoemingen in de top verdient de integriteitstoets extra aandacht.
3. Competentie van bestuurders en ambtenaren
Door de tijd heen hebben politieke benoemingen op verschillende posten in het bestuur plaatsgevonden, in het bijzonder op verschillende departementen van ministeries. Daarbij is niet zozeer gekeken naar geschiktheid en vakbekwaamheid. Competentie is het vermogen om een taak met de juiste kennis en vaardigheden te verrichten. In feite staat adequaat handelen daarbij centraal. Het overheidsapparaat raakte deels bemensd met incompetente functionarissen. De onbekwaamheid om de toegekende taken of functie naar behoren uit te voeren komt door toegenomen transparantie steeds meer aan het licht. Er zijn bovendien nieuwe competenties vereist in het licht van toenemende digitalisering, managementmethoden en opslag van data. De administraties van de overheid moeten worden herijkt en de functies opnieuw worden bekeken.
Een ander aspect is de verwevenheid van verschillende taken en belangen bij bestuurders. Veel meer dan voorheen moet de onverenigbaarheid van functies (incompatibiliteit) aan de kaak worden gesteld. In een klein land als in Suriname, waar bovendien de spoeling aan bestuurlijk talent dun is -mede als gevolg van politieke beschadiging- is dit een extra risico. Het gevaar van dubbelfuncties is groot en daardoor ook de kans om deze functies niet goed te vervullen. Ook de kans op corruptie wordt vergroot. Het DNA-lidmaatschap moet bijvoorbeeld een voltijdse betrekking zijn, want de hoogte van de zogeheten ‘schadeloosstelling’ (het bijzondere loon dus) is al een voldoende inkomen. Men moet ook afzien van neveninkomsten voor de duur van de uitoefening van dit lidmaatschap.
Wanneer politici te lang aan de macht zijn gebleven, ontstaat het gevaar dat zij denken alles te weten omdat zij menen ‘alles al gezien en meegemaakt te hebben’. Er ontstaat een soort bedrijfsblindheid en cynisme, waardoor vernieuwing wordt tegengewerkt. Ook politici hebben een houdbaarheidsdatum, zowel in fysiek opzicht (in verband met veroudering en gezondheid) als wat betreft verstandelijke vermogens en inschattingsvermogen.
4. Efficiëntie en effectiviteit van bestuur en beleid.
Zoals bekend is door de jaren heen het ambtenarenapparaat uitgedijd. Sterker nog; de personele omvang van de overheidsdiensten staat niet in verhouding tot de geleverde prestaties. Politie, brandweer en andere diensten functioneren wel redelijk goed en zijn niet zo ‘obees’ (te dik). Het gaat vooral om overtollige ambtenaren op de verschillende departementen variërend van beleidsadviseurs tot bodes. Screening op doelmatigheid en doeltreffendheid aan de hand van eigentijdse managementmodellen is geboden. Afslanking is nodig, maar dat is geen eenvoudige opdracht! Het saneren op termijn van het ambtelijk apparaat zal een zeer lastig karwei zijn. Want er zijn grote belangen in het geding; velen verdienen hun boterham bij de overheid. Sanering van het ambtelijk apparaat is dus een zeer heikele klus. Verschillende Ministers hebben hun tanden stuk gebeten op dit terrein en men moet de vakbeweging niet tegen de haren instrijken. In dit verband gaat het om lange termijn planning. Te enthousiast van start gaan met beloften en voornemens om het ambtenarenapparaat at te slanken heeft een groot afbreukrisico. Sanering moet met nodige omzichtigheid en tact plaatsvinden.
Daarnaast bestaat in Suriname veel hindermacht. In Suriname kwamen veel plannen niet van de grond komen of erger nog: tijdens de uitvoering werden deze bewust getraineerd en/of gefrustreerd. Dit kunnen wij duiden als hindermacht. Hindermacht is de macht om iets te verhinderen. Het is de macht van een ambtenaar of een bepaalde stakeholder of zelfs van de burger om de uitvoering te voorkomen. Kwalijk was dat degenen die al een salaris ontvingen om het algemeen belang te dienen blijkbaar hun private belangen (extra inkomsten) lieten prevaleren en als dat niet scheen te lukken de ontwikkeling van Suriname tegen hielden. Tegenover de hindermacht kunnen wij doorzettingsmacht zetten. Bij doorzettingsmacht gaat het om ingrijpen of besluiten nemen bij impasses of stagnaties in besluitvormings- of werkprocessen (de uitvoering dus). In transparante afspraken kan bijvoorbeeld van tevoren worden vastgelegd wie de doorzettingsmacht heeft. Het in praktijk brengen van doorzettingsmacht vereist competent leiderschap. Tevens is ook sprake van tal van gedateerde procedures, regels en wetten die de effectiviteit en efficiëntie van beleid blokkeren. Ook in dit verband moet in het kader van burgerschap een herijking plaatsvinden gelet op de veranderde omstandigheden en belangen van de burgers.
5. Verandering en vernieuwing van de politieke cultuur.
In Suriname is een deel van ambtelijk apparaat niet onafhankelijk als gevolg van politieke benoemingen. Exemplarisch zijn de districtscommissarissen en vaak ook hun staf. Er vond bij elke nieuwe regering een wisseling plaats. Juist in een klein land als Suriname is dit funest voor de bestuurlijke continuïteit. Er is sprake van vernietiging van opgebouwde expertise. Ook het herhaaldelijk wisselen van ministers is als het ware plegen van politieke roofbouw. Deze afrekencultuur leidt tot vernietiging van politiek talent. Een ambtenaar hoort politiek onafhankelijk te zijn in de uitoefening van zijn/haar taken. De praktijk van het frequent wisselen van bestuurders en ambtenaren verdient geen navolging in het kader van burgerschap. Temeer daar het vertrouwen van de burgers in het bestuur wordt geschaad alsook het aanzien van deze functies. Bovendien is het reservoir aan competente bestuurders en ambtenaren gelimiteerd.
De term politiek heeft in Suriname gaandeweg een negatief imago gekregen imago. Het wordt niet zozeer gezien als het veroveren van de staatsmacht om het algemeen belang te dienen, maar vooral om groepsbelangen te behartigen en de eigen groep te bevoordelen. Erger nog: velen die eenmaal in een machtspositie terechtkwamen begonnen de eigen groep te ‘regelen en te ’accommoderen’. Er ontstond een cultuur van patronage en cliëntelisme. Sommigen gebruikten zelfs staatsmiddelen te ten eigen nutte – mi mek wan njang. Daarnaast was in Suriname in bepaalde kringen ook nog de attitude om Nederland geld te vragen voor de dekking van de tekorten op de begroting en de ontwikkeling van Suriname. Er ontstond geen cultuur van soberheid met overheidsfinanciën, maar juist veel uitgaven zonder besef van verwerving van inkomsten uit de eigen bevolking. Het aangaan van grote leningen is een symptoom van deze politieke cultuur. Mek den bakra gi a moni; a moni doro, waren gevleugelde uitdrukkingen onder bepaalde politieke leiders.
Tevens werden verkiezingen vaak als entertainment beschouwd. Dansen op het podium en abradjarie spreken alsook het schelden en verketteren van de tegenstander waren instrumenten om achterban te mobiliseren en zoet te houden. Ook douceurtjes, waaronder voedselpakketten soms gefinancierd overheidsmiddelen werden ingezet. Deze praktijken werden vooral de laatste jaren echter bekritiseerd en mede onder invloed van de digitale media en de Surinaamse diaspora -of men dit erkent of niet- is er sprake van verandering. Er werd gevraagd naar toekomstplannen van partijen.
Voorts associeerden velen politiek met sluwheid en gewiekstheid -mi kiesie a volk. Daarbij was het vocabulaire met veel plechtstatigheid en hoogdravendheid, zoals refereren aan de ‘’toekomst van onze kindskinderen’ vaak effectief. Mede door de corona maatregelen i.c. verbod op grote bijeenkomsten is bij de laatste verkiezingen deze vorm van politieke mobilisatie minder gebruikt. Bovendien werden concrete toekomstplannen door bepaalde partijen gepresenteerd. Het aanzien van de politiek kan verbeteren door beoordeling op beleidsprestaties. Wat zijn de prestaties (what have you delivered, zegt men in het Engels) moet veel meer dan voorheen de toets worden. De politieke cultuur die had geleid tot politieke apathie kan zo worden doorbroken. Velen hadden geen geloof in de politiek om economische ontwikkeling en welvaart tot stand te brengen. Het kwam tot uitdrukking in een lager opkomstpercentage tijdens verkiezingen.
6. Transparantie van bestuur, verantwoordingsplicht en scheiding der machten.
Doorzichtigheid van procedures -bijvoorbeeld bij inschrijvingen voor overheidsopdrachten- en hoe het beleid tot stand komt is van belang voor het politiek vertrouwen van de burger. Er zijn veel wetten gemaakt, maar het schort vaak aan de uitvoering i.c. toepassing van de regels. Ook zijn er veel overbodige wetten en procedures die effectiviteit en adequate dienstverlening van de overheid. Burgers worden belast met allerlei onnodige administratieve vereisten en veel advocaten, notarissen en andere juristen verdienen ten onrechte een boterham hieraan. In het kader van burgerschap is een screening van al deze procedures en vereisten nodig.
Ook is transparantie nodig in de inkomsten van bestuurders en hogere ambtenaren en mogelijke neveninkomsten van DNA leden, ministers en ander belangrijke bestuurders.
Voorts is transparantie nodig in de overheidsuitgaven. In dit verband is verantwoordplicht onmisbaar. Accountant diensten als CLAD en de Rekenkamer zijn er om dat te controleren. In het verleden was het vereiste respect voor dergelijke instituten als Rekenkamer en het Algemeen Bureau Statistiek (ABS) vaak zoek. Zij konden hun werk niet onafhankelijk van de politieke machthebbers hun werk doen. Checks en balances zijn echter onmisbaar voor het goed functioneren van overheid (good governance).
De scheiding der drie staatsmachten (de trias politica), namelijk de wetgevende, de uitvoerende en rechterlijke macht moet worden herijkt. De afgelopen jaren is de wetgevende macht te dominant geworden. Het respecteren van de rechterlijke macht i.c. de onafhankelijke rechtspraak moet worden hersteld. Zo probeerde men bijvoorbeeld de procureur-generaal parlementair uitschakelen. Herstel van de juiste verhoudingen tussen de staatsmachten en instituten is geboden.
7. Waarborging monopolie op zwaardmacht van de Surinaamse staat.
De staat heeft het monopolie van geweld (zwaardmacht) bij het garanderen van veiligheid en onderlinge vrede tussen de burgers. In Suriname is echter de handhaving van veiligheid verzaakt. Door toename van criminaliteit zijn er aparte veiligheidscircuits (particuliere veiligheidsdiensten) ontstaan die de taak over de overheid dreigen over te nemen. Het dragen van wapens en beschikken over wapentuig is het monopolie van de Staat. Het aantal gewapende particuliere beveiligers moeten op termijn worden teruggedrongen. De aanpak van criminaliteit en garanderen van veiligheid is een van de wezenlijke taken van de staat. De aanpak van criminaliteit is niet alleen gebaad bij repressief optreden, maar preventie is eveneens van belang. In het kader van burgerschap zijn echter ‘preken en moraal’ oftewel het benadrukken van deugden oftewel aansprekend burgerschap een belangrijk instrument. Ter illustratie een voorbeeld. Suriname heeft een verhoudingsgewijs een exorbitant aantal verkeersdoden jaarlijks. Er worden maatregelen getroffen om het aantal verkeersslachtoffers te verminderen, maar een appél op burgerschap kan ook hierbij helpen. Meer concreet: verkeersfatsoen en hoffelijkheid i.c. elkaar de ruimte geven is een aspect van burgerschap en dat moet worden gestimuleerd.
Veel Surinamers hebben haast in het verkeer. Ik weet niet of het haast is om naar het werk te gaan of haast om naar snel thuis te komen. Ik rij jaarlijks tijdens mijn werkvakanties in Suriname met lood in mijn schoenen. Eerlijk gezegd ben ik een beetje angstig. Je moet eigenlijk je medeweggebruikers kunnen vertrouwen en beoordelen. Door continu een appèl te doen op de weggebruikers kan het verkeersgedrag ten goede veranderen. Dit is een voorbeeld van aansprekend burgerschap.
De ontstane rivaliteit tussen de gewapende machten, het leger en politie moet worden beslecht. Een verzoening van het politie apparaat en het militair apparaat is geboden alsmede een transparante taakafbakening. Burgers moeten de overheid helpen bij criminaliteitspreventie en criminaliteitsbestrijding. Het melden van illegale praktijken is een burgerplicht, bijvoorbeeld het illegaal storten van vuil, gif en andere spullen die het milieu aantasten.
8. Verbetering en optimalisering van de dienstverlening.
Op dit terrein van burgerschap lijkt het in Suriname steeds beter te gaan. Van oudsher is er veel kritiek geweest op het functioneren van de dienstverlening door de overheid en vooral de bejegening en efficiëntie van contactambtenaren. Serviceverlening en klantvriendelijkheid worden steeds beter. Kwaliteitsverhoging in het kader van burgerschap is geboden. Er zijn congressen, conferenties, cursussen en trainingen voor medewerkers overheidsinstellingen en parastatale instellingen. Er moet ook getoetst worden wat het effect hiervan is en of kennis en vaardigheden beklijven en in de praktijk daadwerkelijk worden toegepast. Gedragscodes waarin de missie, de kwaliteit en de te leveren diensten zijn omschreven is hierbij behulpzaam.
9. Burgerschap als ambt.
Degene die een publieke dienst uitoefent en dus andere burgers beoordeelt en veroordeelt oefent een ambt uit. Daarbij gaat het onderwijsgevenden, examinatoren, selecteurs voor beurzen en natuurlijk allen in overheidsdienst. In de Surinaamse multi-etnische samenleving is dat van bijzonder belang. Non-discriminatie, eerlijkheid en zorgvuldigheid zijn basisvereisten. Op dit terrein van burgerschap zijn de praktijken in Suriname over het algemeen goed. Voor de Tweede Wereldoorlog was er vaak sprake van willekeur en bepaalden meestal invloedrijke mannen wie doorstroomde tot examens en hoge functies. Gelukkig werd het systeem van (examen)nummers ingevoerd, waardoor discriminatie werd voorkomen. Daardoor konden bijvoorbeeld Afro-Surinaamse mannen en vrouwen wel slagen voor het toelatingsexamen voor de geneeskundige school en geneeskundige worden. Degenen die deze ambten uitoefenen worden geacht op integere wijze hun plicht te voldoen. Voortrekkerij en het eerdergenoemde ‘regelen’ en ‘accommoderen’ kunnen door transparante en controleerbare procedures worden voorkomen. Monitoring aan de hand van eigentijdse digitale mogelijkheden is geboden Ook het afleggen van een eed waarin deze basisvereisten zijn vervat kan een bijdrage leveren; het is een symbolische bijdrage aan het uitoefenen van het ambt.
10. Burgerzin en actief burgerschap.
Burgerzin is het besef van de burgerplichten. Als burger is men medevormgever van de omringende samenleving. Dat betekent bijvoorbeeld dat men actief vorm geeft aan de leefbaarheid van de omgeving. Dan kan door actief burgerschap, namelijk door actieve betrokkenheid bij de leefomgeving, zoals de buurt of het ressort. Ook het vrijwilligerswerk is een aspect van actief burgerschap. In Suriname is deze vorm van actief burgerschap goed ontwikkeld: variërend van talloze culturele organisaties tot verenigingen voor begrafenisrituelen (de zogeheten afleggers). Ook de Rotary, Lions and andere serviceclubs en allerlei ngo’s (non-gouvernementele organisaties) zijn actief op verschillende terreinen. Maar gelet op de nieuwe uitdagingen voor natuur en milieubehoud alsmede duurzaamheid zijn nog meer geëigende organisaties van burgers gewenst. Dit zogeheten maatschappelijk middenveld (‘civil society’) kan de overheid ondersteunen in de handhaving van bepaalde taken.
De winti wai lanti sa pai attitude, namelijk de houding dat de overheid (lanti) alle taken en werkzaamheden in het openbare domein -zoals schade als gevolg van het weer- zal verrichten is uit den boze. Afwachten tot de overheid de reparatie uitvoert, terwijl alles verloedert of overstroomt en alles afwentelen op de overheid getuigt niet van verantwoordelijk burgerschap. En zijn talloze terreinen waar de burger een bijdrage kan leveren; in het bijzonder met betrekking tot het onderhoud en beheer van de infrastructuur en natuur. Een voorbeeld ter illustratie. De bermen voor de percelen werden tot de Tweede Wereldoorlog zelf onderhouden door de eigenaren c.q. huurders. Deze actieve houding is later verwaterd. Ook preventief onderhoud van lozingen en verstopping van kokers is een voorbeeld. Het opgezette tijden schoonmaken van straten en pleinen, monumenten en planten van bomen (op de geboortedag van Mahatma Gandhi of Mandela bjvoorbeeld) zijn voorbeelden van actief burgerschap. Het betrekken van studenten en scholieren in het kader van burgerschap is geboden. Het gaat er om hen te leren het algemeen belang te dienen en onderhouden van het openbaar domein. Ook ambtenaren zouden niet alleen de overheidsgebouwen en kantoren helpen onderhouden om voortgaande verloedering tegen te gaan, maar ook burgerschapsactiviteiten moeten ontplooien, zoals voorlichting geven op scholen. Veel gebeurt al -de brandweer geeft informatie op school-, maar in het kader van actief burgerschap kan het een en ander op een meer samenhangede wijze vorm krijgen. Meer dan voorheen vereist actief burgerschap dat burgers naar vermogen om een bijdrage leveren aan de samenleving. Ik bedoel met naar vermogen, dat de gehandicapten/minder validen, zieken en anderen die daartoe niet in staat zijn moeten worden ontzien. Maar veel Senoire burgers zijn bijvoorbeeld nog vitaal omdat men formeel al bij 60 jaar in Suriname is gepensioneerd; zij kunnen via vrijwilligerswerk hun burgerschap vormgeven.
Er zijn nog veel activiteiten en herstelwerkzaamheden te formuleren op grond van deze tien burgerschapsterreinen. Alle burgers en ook in het bijzonder jongeren kunnen nadenken en activiteiten formuleren in het kader van burgerschap om de gemeenschap te dienen en de ontwikkeling van Suriname ter hand te nemen. Wie sa seti kondre bun Is immers een appèl op het burgerschap van alle Surinamers.
Burgerschapsonderwijs nodig
Om burgerschap te stimuleren en de competentie van burgers te vergroten is ook een rol weggelegd voor het onderwijs. In Nederland bestaat het vak burgerschap op de middelbare school. Dat is meer dan maatschappijleer of staatsinrichting, maar is bedoeld om actief en betrokken na te denken over een rechtvaardige samenleving. Goed burgerschapsonderwijs betekent dat jongeren de waarden waarop de democratie en rechtsstaat zijn gebaseerd zich daadwerkelijk eigen maken. Ze moeten niet alleen weten wat democratie inhoudt, maar ook daadwerkelijk democraat worden. In Suriname zou burgerschapskunde als vak kunnen worden geïntroduceerd op de middelbare scholen. Dr. Peter Meel -expert op het terrein van de Surinaamse politiek- pleitte ook hiervoor in de zesde Jagernath Lachmon Lezing, getiteld ‘Het land van ooit of het land van nooit?’ gehouden op 29 september 2019. Leidende vragen tijdens de lessen zouden moeten zijn: wat is een burger, wat mag er van hem of haar worden verlangd en op welke wijze kan hij of zij bijdragen aan de ontwikkeling van het land? Behalve uit het overdragen van kennis diende burgerschapskunde volgens Meel te bestaan uit het trainen van debatvaardigheden en het volgen van maatschappelijke stages. Overigens bestaat in Suriname al een goed functionerend jeugdparlement en nieuwe generatie politici verenigd in de kleine partijen is zichtbaar geworden. Helaas hebben deze partijen geen enkele zetel gewonnen in het parlement. De nieuwe regering heeft wel aangeven om hen te betrekken bij het bestuur van het land.
Tenslotte
Als gevolg van het verlies van een groot deel van zijn bevolking heeft Suriname te kampen gehad met leemtes bij de invulling van bepaalde functies; er was en is een tekort aan expertise op verschillende terreinen. Door inschakeling van de zogeheten Surinaamse diaspora kan in redelijke mate worden voorzien in deze leemtes. Tegenwoordig kan men niet alleen door vestiging in Suriname en/of tijdelijk verblijf een bijdrage te leveren. Men kan heen en weer reizen naar Suriname (pendelen) op gezette tijden (circulaire migratie). De digitale mogelijkheden, zoals satelliet televisie, email, WhatsApps en sociale media (‘zoom’) en andere eigentijdse communicatiemiddelen maken uitwisseling van expertise met een ongekende snelheid mogelijk. Fysieke nabijheid is niet meer nodig voor betrokkenheid. Het is zaak al deze mogelijkheden optimaal te gebruiken.
Aan de gebrouilleerde verhouding met de Nederlandse regering moet een eind komen. Samenwerking op tal van terreinen is geboden; ook in de ontwikkeling van burgerschapsonderwijs. Groot Brittanië heeft een Commonwealth met zijn voormalige koloniën en er wordt goed samengewerkt. Ook Frankrijk heeft goede relaties en samenwerking met zijn voormalige koloniën (le monde francofone). Hetzelfde geldt voor Portugal richting Brazilië en tussen Spanje en de Spaanstalige landen is er ook vruchtbare samenwerking. Nederland heeft goede relatie met de Antillen en zelfs met Indonesië dat vroeger zeer sterk is uitgebuit als kolonie. Opmerkelijk is dat termen als kolonialisme en dekolonisatie niet of nauwelijks meer worden gebruikt; deze termen zijn gedateerd in de eenentwintigste eeuw. Denken in vijandbeelden, namelijk een vijand creëren waartegen men zich kan afzetten om de eigen achterban te behouden is niet meer nodig.
China is nu prominent geworden op het wereldtoneel. Het blijft opmerkelijk dat in Suriname een kleine groep opinion leaders bestond die graag termen als kolonialisme gebruikte -vaak om het eigen falen te maskeren. Natuurlijk was er kolonialisme en dat heeft negatieve gevolgen gehad voor de ontwikkeling van Suriname. Suriname heeft echter gedurende de afgelopen tien jaar op regeringsniveau geen relatie met Nederland met alle nadelen van dien. Suriname was ook internationaal geïsoleerd. Het einde van de internationale isolatie en de handhaving van de rechtstaat liggen in het verschiet. Binnenkort is Suriname 45 jaar onafhankelijk en de intensivering van de relaties met Nederland zal veel voordelen opleveren voor Suriname. Duurzame bosbouw en landbouw maar ook mijnbouw in samenwerking Nederlandse universiteiten, hogescholen en tal van instituten, naast een groei van duurzaam toerisme kunnen trekpaarden van de economie worden.
Prof. dr. Chan Choenni (Paramaribo, 1953) was in 1992 betrokken bij het advies Eigentijds Burgerschap van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in Nederland en schreef een hoofdstuk over Allochtonen en burgerschap (zie: WRR 1992, Voorstudie 77. Den Haag). Hij heeft ruim 12 jaar gewerkt als beleidsambtenaar op vier Ministeries en was adviseur/bestuurder van verschillende instellingen /organisaties in Nederland.
Chan E.S. Choenni