Mama Sranan
(door Jeffrey Spalburg)
Jeffrey Spalburg is cabaretier. Hij is al 10 jaar de drijvende kracht achter het comedypodium FATU in het Bijlmer Parktheater. Hij is veelgevraagd als presentator, begeleidt jong talent en treedt op door het hele land. Muzikaal laat hij ook geregeld van zich horen zoals in het nummer Paramaribo-o-o, samen met Kenny B. Op dit moment toert hij ook met FATU, zoals in Rotterdam en speelt hij in de theatervoorstelling Swingin’ Harlem. Nu overal te zien!
MAMA SRANAN
Liefde op het eerste gezicht. Wel eens meegemaakt? Ik wel. Een paar keer zelf. Dat gevoel is onbeschrijfelijk. Alsof je door de bliksem wordt getroffen en aan elke cel in je lichaam voelt; dit is het. Dit is haar. Degene waarvan je wist dat ze bestond. Je kent haar uit je dromen. Hebt d’r in gedachten al zo vaak gesproken. En nu staat ze opeens voor je! Live! Nu weet je hoe het voelt. Dat gevoel wat je al zolang met je meedraagt maar nooit kon plaatsen. Opeens is alles daar.
Dat heb ik precies met Suriname. Hier geboren uit een Surinaamse vader en een Nederlandse moeder was de eerste ontmoeting met Mama Sranan er een om nooit te vergeten. Ik wist wel wie ze was. Kende de verhalen. Mocht proeven uit haar keuken maar dat ze me zo zou pakken! Deze vrouw wist blijkbaar heel goed wat ze wilde. En als een vrouw iets wil, gaat het gebeuren ook. Dat weet iedereen.
Ze schudde mij helemaal ondersteboven en werd ruw wakker. Ik ben nooit gek geweest op de wekker maar deze wakeup call was switi als zijzelf. Alles daarvoor leek wel een droom. Een leugen zelfs, omdat ik nu oog in oog stond met dat ekte ding. Ik was thuis en wilde voor altijd bij haar blijven.
Uren, dagen, weken waren we samen. Deden we alles. We lachten, wandelde, aten de heerlijkste gerechten, de zoetste vruchten. Ik ontmoette haar familie, leerde haar steeds beter kennen en zelfs haar diepste geheimen in haar binnenland waren geen geheim meer voor mij. Het leek zo vanzelfsprekend. Alsof het nooit anders was geweest. Ik wilde niet meer terug naar wie ik was. Want ik was nu bij mezelf.
Ik vond Mama Tata ook maar koud en onpersoonlijk. Die kon wel zeggen dat ze van mij hield, maar dat had ik nog nooit echt gevoeld. Moe was ik van alle ruzie. Van het elke-keer-mezelf-weer-uit-te-moeten-leggen. Van mezelf verontschuldigen. Ik was klaar met het toneelstukje dat we voor de buitenwereld steeds weer speelde. Laten we ermee ophouden. We horen gewoon niet bij elkaar.
Maar je gevoel kan nog zo sterk zijn. Als je verstand er zich mee gaat bemoeien is het einde zoek. En laat Mama Tata dat nu net zijn. Een hele verstandige vrouw. Daar kwam ze al; ‘Je bent in de war. In de zon ziet alles er beter uit. Straks als je zegt dat je bij d’r blijft zal je zien hoe ze veranderd. Ze wil alleen je geld. Ze heeft je vast gekroit. Zou je nu echt alles opgeven voor een vakantieliefde? Met mij weet je wat je hebt! Met haar moet je nog maar zien!’ Uiteindelijk heeft zij gewonnen.
Op onze afscheidsdag heb ik staan huilen als een klein kind. Ik zou terugkomen. En dat deed ik ook. Nog steeds. Elk jaar. En elke keer dat ik haar weer zie is het gevoel hetzelfde. Ik leef misschien nu een leugen. Maar eens komt die dag. Dat alle argumenten geen hout meer snijden en ik vanuit mijn houten ligstoel uitkijk over de schoonheid van je rivieren, bossen en heuvels. In Suriname hebben ze de tijd dus deze liefde op het eerste gezicht moet nog maar even wachten.